[GA4] Over subproperty's

Subproperty's zijn alleen beschikbaar voor Google Analytics 360-accounts die zijn gekoppeld aan een Google Marketing Platform-organisatie met een actieve 360-bestelling. Alleen een Google Analytics 360-property kan de bronproperty voor een subproperty zijn.

Een subproperty is een property die gegevens uit één andere property haalt. De gegevens in een subproperty zijn meestal (maar niet per definitie) een subset van de gegevens in de bronproperty. Gebruik subproperty's voor het volgende:

U kunt bijvoorbeeld één property hebben voor een merk en één subproperty hebben voor elke regio waar u het merk promoot. U kunt dan bepaalde gebruikers toegang geven tot de gegevens voor één regio en andere gebruikers toegang geven tot de gegevens voor een andere regio.

Subproperty's zijn vergelijkbaar met gewone property's

U werkt op dezelfde manier met een subproperty als met een gewone property, maar dan met enkele beperkingen. Nadat u een subproperty heeft gemaakt, beheert u deze onafhankelijk van de bronproperty. U kunt bijvoorbeeld gebruikers toevoegen en verwijderen, gebeurtenissen markeren als conversies, doelgroepen maken, gegevens verwijderen en een koppeling maken met Google Ads, net zoals u in een gewone property zou doen.

Er is geen afhankelijkheid tussen gewone property's en subproperty's voor attributiemodellering. U kunt verschillende attributiemodellen selecteren voor een subproperty en de bijbehorende bronproperty. Gebeurtenisgegevens die worden verzameld op bronpropertyniveau, worden gekopieerd naar de subproperty voordat de attributiemodellering wordt afgerond.

Subproperty's en overzichtsproperty's nemen zowel de vooraf toegewezen gebeurtenissen als de resultaten na toewijzing over. Onafhankelijke attributiemodellen (DDA, Laatste klik, enzovoort) worden gemaakt op elk propertyniveau (primaire property, subproperty en overzichtsproperty). Dit betekent dat er geen afhankelijkheid is tussen een subproperty, bronproperty's of overzichtsproperty's voor training van attributiemodellen. Gegevens van de bronproperty worden gekopieerd naar de bijbehorende sub- en overzichtsproperty voordat de modellering wordt afgerond. Modelleringstraining voor sub- en overzichtsproperty's wordt onafhankelijk van de bijbehorende bronproperty's uitgevoerd.

U kunt de meeste soorten gegevens in een subproperty importeren, met uitzondering van offline gebeurtenissen.

Beperkingen en afhankelijkheden

Subproperty's nemen momenteel geen aangepaste dimensies en statistieken over van hun bronproperty's, maar u kunt ze wel opnieuw maken in een subproperty.

U kunt maximaal 400 subproperty's maken voor elke bronproperty. De subproperty's die u maakt, tellen mee voor de limiet van 2000 property's (Universal Analytics en Google Analytics 4 gecombineerd) per account.

Voor subproperty's gelden dezelfde functielimieten als voor andere 360-property's.

Een subproperty kan geen eigen gebeurtenissen hebben, want alle bijbehorende gebeurtenissen moeten eerst in de bronproperty voorkomen. Daarom kunt u met een subproperty geen gegevensstreams toevoegen en verwijderen, offline gebeurtenissen importeren of gebeurtenissen wijzigen en maken via de gebruikersinterface. U kunt wel doelgroeptriggers in een subproperty gebruiken, omdat de gebeurtenissen die door doelgroeptriggers worden gegenereerd, afzonderlijk worden verwerkt van de gebeurtenissen die aan de clientzijde worden verzameld.

U kunt de meeste soorten gegevens in een subproperty importeren, met uitzondering van offline gebeurtenissen.

Gegevens die u verwijdert uit een bronproperty, worden ook verwijderd uit de bijbehorende subproperty's. Gegevens die u uit een subproperty verwijdert, worden daarentegen alleen uit die subproperty verwijderd.

Als u een bronproperty naar de prullenbak verplaatst, worden alle bijbehorende subproperty's ook naar de prullenbak verplaatst. U kunt een subproperty wel naar de prullenbak verplaatsen zonder dat dit gevolgen heeft voor de bronproperty of andere subproperty's.

U kunt maximaal 400 unieke koppelingen maken tussen een bronproperty en de bijbehorende subproperty's enerzijds, en Google Ads-accounts anderzijds. Unieke koppelingen zijn koppelingen die elke bronproperty bijdraagt en koppelingen die binnen de subproperty zijn gemaakt (koppelingen naar hetzelfde Google Ads-account worden maar één keer geteld). Als het totaal meer dan 400 is, deactiveert Analytics de laatst toegevoegde koppelingen totdat de limiet van 400 is bereikt. (De gedeactiveerde koppelingen zijn te zien op het tabblad Inactief van de tabel Unieke koppelingen.)

Een bronproperty en de bijbehorende subproperty's kunnen allemaal onafhankelijk zijn geïntegreerd met (gekoppeld aan) hetzelfde product, bijvoorbeeld met hetzelfde Google Ads-account.

Als een bronproperty en een of meer subproperty's aan hetzelfde product zijn gekoppeld, exporteert elke lokale koppeling afzonderlijk gegevens (de bronproperty exporteert alleen de gegevens voor de bronproperty en de subproperty exporteert alleen de gegevens voor de subproperty). Gegevensexports zijn vast te stellen op basis van de property-ID, zodat de ontvangers van de gegevens ze van elkaar kunnen onderscheiden.

Voor rapportage importeert elke propertykoppeling (bron- of subproperty) gegevens uit het gekoppelde product (indien van toepassing), waardoor de hoeveelheid bestaande gebeurtenisgegevens wordt verbreed en de rapportage voor elke property correct is.

Een bronproperty en de bijbehorende subproperty's kunnen allemaal onafhankelijk zijn geïntegreerd met (gekoppeld aan) hetzelfde product, bijvoorbeeld met hetzelfde Google Ads-account. Voor bepaalde productintegraties heeft u echter maar één Analytics-property nodig:

  • In sommige gevallen beperkt Analytics de integratie tot een Analytics-bronproperty. Als u bijvoorbeeld Firebase en Analytics aan elkaar koppelt, moet u het Firebase-project aan één gewone Analytics-property koppelen (dit kan ook een bronproperty zijn).
  • In andere gevallen kan er een koppeling worden gemaakt met een subproperty of bronproperty, maar raadt Analytics u aan om een koppeling te maken met de bronproperty. Als u bijvoorbeeld Search Console en Analytics aan elkaar koppelt, koppelt u een Search Console-property aan één Analytics-webgegevensstream. Hoewel u een koppeling kunt maken met de overgenomen gegevensstream in de subproperty, raden we u aan een koppeling te maken met de lokale gegevensstream in de bronproperty.

In beide gevallen die hierboven worden beschreven, leidt de koppeling met de bronproperty tot koppelings- en gegevensintegriteit.

Koppelingen maken met andere producten

Als u een koppeling tussen een subproperty en een ander product wilt maken, bekijkt u de koppelingsinstructies voor dat product.

Alle gegevens van productintegraties voor bronproperty's zijn beschikbaar in de subproperty.

Momenteel kunt u een subproperty koppelen aan de volgende producten:

Gebruikerstoegang tot een subproperty

U kunt gebruikers toevoegen aan een subproperty en hun toegangsniveau instellen zoals u dat voor elke andere property zou doen.

  • Als u een gebruiker verwijdert uit een bronproperty, wordt die gebruiker ook verwijderd uit de subproperty's.
  • Als u een gebruiker verwijdert uit een subproperty, wordt die gebruiker alleen verwijderd uit de subproperty.

Google-signalen

Als u gegevens van Google-signalen in een subproperty wilt verwerken, activeert u Google-signalen voor die subproperty zoals u dit voor een andere property ook zou doen. Wanneer Google-signalen zijn geactiveerd, worden de gegevens ook verwerkt door de subproperty, indien een bronproperty gegevens van Google-signalen verzamelt.

Als u Google-signalen niet activeert in een subproperty, verwerkt de subproperty geen gegevens van Google-signalen uit de bronproperty.

Verschillen tussen bronproperty's en subproperty's

Waarom zijn de algehele gegevens in beide bron- en subproperty's niet hetzelfde?

Redenen:

  • De filters voor subproperty's zijn zo ingesteld dat er alleen een subset van gegevens uit de bronproperty beschikbaar is in de subproperty.
  • Het filter voor de subproperty is nog niet van kracht. Er kan een wachttijd zijn voordat de eerste filterinstelling of een filterbewerking van kracht wordt. Voor realtime gegevens kan de wachttijd 5 minuten tot 4 uur zijn. Voor dagelijkse gegevens kan de wachttijd 4 tot 36 uur zijn.

Andere verwachtingen die u misschien heeft voor subproperty's waar mogelijk niet aan wordt voldaan

  • Het aantal nieuwe en terugkerende gebruikers in de bronproperty en de subproperty's komt overeen met de filterinstelling voor de subproperty's.
  • Rapportstatistieken voor de gebeurtenissen first_open en first_visit zijn hetzelfde in de bronproperty en de subproperty's, en komen overeen met de filterinstelling voor de subproperty's.

Redenen waarom niet aan de verwachtingen wordt voldaan:

De gebeurtenissen first_open en first_visit zijn voor nieuwe gebruikers. Hoewel u deze gebeurtenissen specifiek kunt opnemen of uitsluiten als u het filter voor een subproperty instelt, zijn er 2 omstandigheden waarin Analytics bepaalt of deze gebeurtenissen worden opgenomen of uitgesloten, ongeacht uw filterinstelling:

  • Als een gebeurtenis voor een gebruiker wordt opgenomen in het subpropertyfilter, neemt Analytics de bijbehorende gebeurtenissen first_open en first_visit ook op.
  • Als dit de enige gebeurtenissen voor een gebruiker zijn die worden doorgegeven aan de subproperty, verwijdert Analytics deze gebeurtenissen uit de subproperty.

Was dit nuttig?

Hoe kunnen we dit verbeteren?
Zoeken
Zoekopdracht wissen
Zoekfunctie sluiten
Hoofdmenu
14918621515290588188
true
Zoeken in het Helpcentrum
true
true
true
true
true
69256
false
false