Retourneert het eerste argument als het geen foutwaarde is, het tweede argument, indien aanwezig, of een lege cel als het tweede argument afwezig is.
Gebruiksvoorbeelden
ALS.FOUT(A1,'Fout in cel A1')
ALS.FOUT (A2)
Syntaxis
ALS.FOUT(waarde; [waarde_bij_fout])
-
waarde
: de waarde die wordt geretourneerd alswaarde
zelf geen fout is. -
waarde_bij_fout
- [ OPTIONEEL - standaard leeg ]: de waarde die de functie retourneert alswaarde
een fout is.
Opmerkingen
ALS.FOUT(exp1,exp2)
is logisch gelijk aanALS(NIET(ISFOUT(exp1)),exp1,exp2)
. Controleer of dit de gewenste werking is.
Zie ook
ISNB
: Controleert of een waarde de fout '#N/A' is.
ISFOUT
: Controleert of een waarde een fout is.
ISFOUT2
: Controleert of een waarde een andere fout is dan '#N/A'.
ALS
: Retourneert een bepaalde waarde als een logische expressie 'TRUE' is en een andere waarde als deze 'FALSE' is.
Voorbeelden
Geeft een blanco resultaat als test
een fout is en waarde
null is. Retourneert waarde
als test
een fout is en waarde
niet null is. Retourneert test
als het geen fout is.
Retourneert de waarde '0' als bij het berekenen van Unit Price
de waarde van Quantity
null is.
Retourneert de opgegeven foutmelding als bij het zoeken naar Grade
(cijfer) geen geldige Student ID
bestaat.