Melding

G Suite heet nu Google Workspace: alles wat u nodig heeft voor uw werk.

Componenten van Google Tag Manager

Hoe tags, triggers, variabelen en de gegevenslaag samenwerken

Google Tag Manager werkt met de volgende concepten om te bepalen hoe tags worden geconfigureerd en geactiveerd:

  • Tags: Een tag bestaat uit code die gegevens naar een systeem zoals Google Analytics verzendt.
  • Triggers: Een trigger luistert of een bepaalde gebeurtenis zich voordoet, zoals een klik, een formulier verzenden of een pagina laden.
  • Variabelen: Een variabele is een tijdelijke aanduiding voor een waarde die gewijzigd kan worden, bijvoorbeeld een productnaam, een prijswaarde of een datum.
  • Gegevenslaag: Tag Manager implementeert een gegevenslaag om tijdelijk waarden in de client te bewaren, zodat deze door tags, triggers en variabelen kunnen worden gebruikt.

Het doel van dit artikel is u te helpen begrijpen hoe deze concepten samenwerken.

Tags en triggers

Een tag is een codefragment dat op een pagina of in een mobiele app wordt uitgevoerd. Tags kunnen op allerlei manieren worden gebruikt, maar de meeste tags die in Tag Manager worden gebruikt, versturen informatie van uw site naar derden. Voorbeelden zijn de Google Analytics-tag en de tag voor het bijhouden van conversies van Google Ads.

Als u geen oplossing voor tagbeheer gebruikt, wordt de code voor elke tag rechtstreeks aan de broncode toegevoegd. Met Tag Manager beheert u in plaats daarvan al uw tags eenvoudig vanuit een webgebruikersinterface.

Een tag wordt uitgevoerd of geactiveerd als reactie op een gebeurtenis. Een gebeurtenis kan bestaan uit een pagina laden, op een knop klikken, een pagina scrollen, enzovoort. In Google Tag Manager definieert u triggers om te luisteren of een dergelijke gebeurtenis zich voordoet en om aan te geven wanneer een tag moet worden geactiveerd.

Triggers en variabelen

Tag Manager beschikt over veel ingebouwde variabelen en u kunt zelf extra vrije variabelen configureren. Zo bevat de vooraf gedefinieerde variabele url het adres van de pagina die op dat moment is geladen. Als u wilt dat een tag alleen wordt geactiveerd op de pagina example.com/bestelling/bevestiging.html, definieert u een trigger met de volgende instellingen:

  • Gebeurtenis: paginaweergave
  • Triggertype: paginaweergave
  • Activeren ingeschakeld: sommige paginaweergaven
    • Activeer de tag wanneer aan deze voorwaarden wordt voldaan:
      URL bevat example.com/bestelling/bevestiging.html

Configureer ingebouwde variabelen of vrije variabelen om informatie aan uw toepassing beschikbaar te stellen wanneer u deze nodig heeft. Gebruik deze variabelen in triggervoorwaarden, of om informatie aan tags door te geven.

Variabelen en de gegevenslaag

De gegevenslaag wordt gebruikt om gegevens tijdelijk te bewaren. De indeling is gestructureerd en wordt door Tag Manager begrepen waardoor u die gegevens gemakkelijk van uw webpagina of mobiele app kunt verplaatsen naar tags, triggers en andere variabelen in Tag Manager.

U hoeft niet per se een gegevenslaag in te stellen als u wilt dat variabelen informatie kunnen ophalen. Tag Manager-variabelen kunnen ook zo worden geconfigureerd dat ze waarden rechtstreeks ophalen uit JavaScript-variabelen, directe cookies of het DOM. Het is echter het beste informatie voor uw variabelen rechtstreeks uit een gestructureerd gegevenslaagobject op te halen. Door een gegevenslaag te implementeren wordt de kans geminimaliseerd dat door onbedoelde codewijzigingen gegevens verloren gaan. Bovendien is het een stimulans om een gestructureerd en toegankelijk gegevensmodel te gebruiken en kunnen problemen eenvoudiger worden opgelost.

Opmerking: Bij een webapplicatie moet elke pagina code bevatten waarmee de benodigde informatie aan de gegevenslaag wordt toegevoegd. De gegevenslaag is niet automatisch op alle pagina's actief.

Implementatiescenario's

Overweeg de volgende punten bij de beslissing of de implementatie van een gegevenslaag past bij uw behoeften:

  • Als uw tags alleen moeten worden geactiveerd wanneer pagina's worden geladen (en bijvoorbeeld niet als reactie op gebruikersinteracties op de pagina) en de tags niet meer informatie dan de URL en de verwijzende URL nodig hebben, hoeft u alleen het containerfragment aan elke pagina van uw site toe te voegen. Implementatie van een gegevenslaag is waarschijnlijk niet nodig.
  • Als uw tags alleen moeten worden geactiveerd wanneer pagina's worden geladen, maar meer informatie nodig hebben dan alleen de URL en verwijzende URL (zoals het paginatype of de gebruikers-ID), moet u mogelijk code toevoegen die een gegevenslaag maakt en daar gegevens naartoe pusht.
  • Als de gegevens die u wilt gebruiken pas beschikbaar zijn nadat de gebruiker interactie met de pagina heeft gehad, moet u code toevoegen die gegevens naar de gegevenslaag pusht. Vervolgens moet u Tag Manager configureren om van de gegevenslaag gebruik te maken wanneer de gewenste gebeurtenissen plaatsvinden.

Gerelateerde bronnen

Was dit nuttig?

Hoe kunnen we dit verbeteren?
Zoeken
Zoekopdracht wissen
Zoekfunctie sluiten
Hoofdmenu
13122247718820032048
true
Zoeken in het Helpcentrum
true
true
true
true
true
102259
false
false