Resourcerecords bevatten informatie over de onderliggende componenten van je domein, zoals je webhost of e-mailprovider.
Als iemand naar je website gaat of je domeinnaam gebruikt om e-mails te verzenden of ontvangen, zorgen resourcerecords ervoor dat alle onderdelen goed op elkaar aansluiten en dat de website correct werkt. Resourcerecords kunnen ook de beveiliging van websites verbeteren en het eigendom van de domeinnaam verifiëren.
Als je een resourcerecord toevoegt in Google Domains, moet je de volgende velden invullen:
- Hostnaam
- Type
- Time to Live (TTL)
- Gegevens
Kijk naar de provider waarnaar wordt verwezen in de record om te zien wat je moet toevoegen. Als je bijvoorbeeld e-mailservers invoert als onderdeel van een MX-record, worden deze bepaald door je e-mailprovider, zoals Google Workspace.
Meer informatie over records voor webhosting
AIP-adressen (Internet Protocol) zijn numerieke adressen voor apparaten die zijn verbonden met internet, zoals servers en computers. Als je een website maakt, definieert een A- of AAAA-record het IP-adres van de webhost.
Er zijn 2 versies van IP-adressen op internet: IPv4 en IPv6. A-records bevatten alleen IPv4-adressen. AAAA-records bevatten alleen IPv6-adressen. Neem contact op met je webhost om te bepalen welk IP-adres moet worden gebruikt in een A-record.
Hier zie je een voorbeeld van hoe je een A-record indeelt in Google Domains:
Hostnaam |
Type |
TTL |
Gegevens |
---|---|---|---|
@ |
A |
1H |
123.123.123.123 |
@
-teken geeft aan dat de resourcerecord van toepassing is op je domeinnaam, zoals example.com. Ga naar Resourcerecords beheren voor meer informatie over het veld Hostnaam.IP-adressen (Internet Protocol) zijn numerieke adressen voor apparaten die zijn verbonden met internet, zoals servers en computers. Als je een website maakt, definieert een A- of AAAA-record het IP-adres van de website.
Er zijn 2 versies van IP-adressen op internet: IPv4 en IPv6. AAAA-records bevatten alleen IPv6-adressen. A-records bevatten alleen IPv4-adressen. Neem contact op met je webhost om te bepalen welk IP-adres moet worden gebruikt in een AAAA-record.
Hier zie je een voorbeeld van hoe je een AAAA-record indeelt in Google Domains:
Hostnaam |
Type |
TTL |
Gegevens |
---|---|---|---|
@ |
AAAA |
1H |
2002:db80:1:2:3:4:567:89ab |
@
-teken geeft aan dat de resourcerecord van toepassing is op je domeinnaam, zoals example.com. Ga naar Resourcerecords beheren voor meer informatie over het veld Hostnaam.ALIAS-records worden via Google Cloud DNS geïmplementeerd (andere DNS-providers verwijzen mogelijk naar de ALIAS-records als ANAME-records). Ze gedragen zich als CNAME-records, maar kunnen worden gebruikt in het rootdomein, terwijl CNAME's alleen kunnen worden gebruikt voor subdomeinen. Meer informatie over ALIAS-records
In dit voorbeeld bestaat de domeinnaam otherdomain.com met de volgende A-record:
|
|
|
|
|
|
|
|
Als je wilt dat je domein, example.com, hetzelfde IP-adres gebruikt als otherdomain.com, kun je de volgende ALIAS-record maken:
|
|
|
|
|
|
|
|
Belangrijk:
- Het
@
-teken geeft aan dat de resourcerecords gelden voor je domeinnaam, zoals example.com. Ga naar meer informatie over hoe je resourcerecords beheert voor meer informatie over het veld Hostnaam. Aangezien ALIAS-records alleen kunnen worden toegepast op het rootdomein, hoef je niets in te voeren in het veld met de hostnaam. - De punt aan het einde van
example.com
is geen fout. Deze geeft aan dat het om een volledige domeinnaam gaat. - ALIAS-records kunnen niet worden gebruikt op subdomeinen.
- ALIAS-records kunnen niet worden gebruikt op een domein waarvoor DNSSEC aanstaat. Ontdek hoe je DNSSEC- en DNS-beveiliging instelt voor meer informatie over DNSSEC.
Waar A- en AAAA-records een rechtstreekse link bieden tussen een domein of subdomein en een IP-adres van een webhost, geven CNAME-records (Canonical Name) aan hoe je het IP-adres van de host kunt vinden door naar een andere resourcerecord te verwijzen. Een CNAME-record werkt als een alias.
In dit voorbeeld heb je de domeinnaam example.com met de volgende A-record:
Hostnaam |
Type |
TTL |
Gegevens |
---|---|---|---|
@ |
A |
1H |
123.123.123.123 |
Belangrijk: Met het @
-teken wordt de resourcerecord van toepassing op je domeinnaam, zoals example.com. Ga voor meer informatie over het veld Hostnaam naar Resourcerecords beheren.
Als je er zeker van wilt zijn dat hetzelfde IP-adres wordt gebruikt wanneer www.example.com wordt opgezocht op internet, maak je de volgende CNAME-record:
Hostnaam |
Type |
TTL |
Gegevens |
---|---|---|---|
www |
CNAME |
1H |
example.com. |
www
wordt geïnterpreteerd als een voorvoegsel voor een domeinnaam, zoals example.com. Ga naar Resourcerecords beheren voor meer informatie over het veld Hostnaam.- De punt aan het einde van
example.com
is geen fout. Deze geeft aan dat het om een volledig gekwalificeerde domeinnaam gaat.
Meer informatie over records voor e-mails
MXAls je je domeinnaam gebruikt in e-mailadressen (bijvoorbeeld you@example.com), bevat een MX-record (Mail Exchange) de e-mailserver die deze berichten verwerkt. Als je bijvoorbeeld Google Workspace gebruikt om e-mails voor je bedrijf te beheren, worden MX-records gebruikt om de 2 services te koppelen en om toe te staan dat je e-mails worden verstuurd en ontvangen. Neem contact op met je e-mailprovider om te bepalen welke informatie je in het veld Gegevens van een MX-record moet opgeven.
Hier zie je een voorbeeld van de indeling van een MX-record in Google Domains:
Hostnaam |
Type |
TTL |
Gegevens |
---|---|---|---|
@ |
MX |
1H |
mailhost1.example.com. |
- Het
@
-teken geeft aan dat de resourcerecord van toepassing is op je domeinnaam, zoals example.com. Ga naar Resourcerecords beheren voor meer informatie over het veld Hostnaam. - De '.' aan het einde van
mailhost1.example.com
is geen fout, maar wel nodig om een volledig gekwalificeerde domeinnaam op te geven.
Er kunnen meerdere MX-records voor een domein worden ingesteld. Als er toegangsproblemen bij één e-mailserver zijn, zorgen de andere servers ervoor dat je nog steeds e-mails kunt versturen en ontvangen.
Als je meerdere MX-records opgeeft, moet je aangeven in welke volgorde de servers moeten worden geprobeerd. Dit noemen we een prioriteit instellen. Hoe lager het cijfer, hoe hoger de prioriteit. 1 heeft bijvoorbeeld een hogere prioriteit dan 10.
Google Domains heeft geen apart veld voor de prioriteitswaarde. Als je een prioriteitswaarde wilt opgeven, voer je de waarde in het veld Gegevens in en vervolgens de e-mailhost.
Hier zie je een voorbeeld van hoe je meerdere MX-records kunt indelen met prioriteiten in Google Domains:
Hostnaam |
Type |
TTL |
Gegevens |
---|---|---|---|
@ |
MX |
1H |
1 mailhost1.example.com. |
@ |
MX |
1H |
2 mailhost2.example.com. |
Als er in het voorbeeld hierboven geen e-mails kunnen worden geleverd via mailhost1.example.com (hogere prioriteit), dan wordt mailhost2.example.com (lagere prioriteit) gebruikt.
Met Sender Policy Framework (SPF) kun je e-mails verifiëren die vanuit je domeinnaam worden gestuurd. Als een e-mailserver e-mails van je domein ontvangt, worden er SPF-records gebruikt om te controleren of de e-mails van jou zijn.
Gebruik in Google Domains een TXT-recordtype om de SPF-records te definiëren. Het veld Gegevens moet de SPF-tag v=spf1 en andere SPF-kwalificaties, -mechanismen en -modifiers bevatten.
Hier zie je een voorbeeld in Google Domains:
Hostnaam |
Type |
TTL |
Gegevens |
---|---|---|---|
@ |
Txt |
1H |
v=spf1 include:_spf.google.com ~all |
@
-teken geeft aan dat de resourcerecord van toepassing is op je domeinnaam, zoals example.com. Ga naar Resourcerecords beheren voor meer informatie over het veld Hostnaam.Meer informatie over records voor naamservers
NSEen NS-record (Name Server) geeft aan waar je andere resourcerecords voor je domeinnaam kunt vinden. Als je een domeinnaam koopt via Google Domains, worden naamservers zonder extra kosten beschikbaar gesteld en automatisch ingesteld.
Je kunt ook aangepaste naamservers instellen. Als je aangepaste naamservers gebruikt, kun je de meeste resourcerecords beheren en aanpassen via je naamserverprovider. Meer informatie over het beheer van domeinnamen.
Een SOA-record (Start of Authority) slaat informatie over je domein op. Het helpt je met het beheer van verkeer tussen naamservers, zoals het e-mailadres van de beheerder en de laatste update van het domein.
Als je een domeinnaam koopt via Google Domains, worden de naamservers zonder extra kosten beschikbaar gesteld. Er worden automatisch SOA-records voor je ingesteld.
Meer informatie over records voor beveiliging
Met een CAA-record (Certification Authority Authorization) kun je bepalen wie SSL-/TLS-certificaten voor je website kan uitgeven. Met CAA-records kun je certificaten uitgeven die je beschermen tegen personen die proberen je domeinnaam na te bootsen.
Hier zie je een voorbeeld van een CAA-record waarmee de certificaatherkomst wordt beperkt tot Let's Encrypt, een certificeringsinstantie (CA):
Hostnaam |
Type |
TTL |
Gegevens |
---|---|---|---|
@ |
CAA |
1H |
0 issue letsencrypt.org |
@
-teken geeft aan dat de resourcerecord van toepassing is op je domeinnaam, zoals example.com. Ga naar Resourcerecords beheren voor meer informatie over het veld Hostnaam.- DNSSEC (Domain Name System Security Extensions) mogelijk maken.
- Voorkomen dat neppe resourcerecords worden ingevoegd wanneer informatie wordt uitgewisseld tussen apparaten.
Een PTR-record (Pointer) is het tegenovergestelde van een A- of AAAA-record. A- en AAAA-records bevatten het IP-adres dat aan een domeinnaam is gekoppeld. Een PTR-record bevat de domeinnaam die aan een IP-adres is gekoppeld. PTR-records worden gebruikt in omgekeerde DNS-lookups, vaak om te controleren of informatie die door een domeinnaam wordt geleverd, betrouwbaar is.
Normaal beheer je PTR-records niet via Google Domains. PTR-records worden meestal ingesteld door de eigenaar van je IP-adres (je internetprovider). De eigenaar van je IP-adres kan je wel verantwoordelijk maken voor het beheer van omgekeerde DNS-lookups. In dit geval zou je een overeenkomende PTR-record moeten toevoegen in Google Domains.
In dit voorbeeld heb je een A-record:
Hostnaam |
Type |
TTL |
Gegevens |
---|---|---|---|
www |
A |
1H |
111.222.33.4 |
De eigenaar van je IP-adres machtigt je voor omgekeerde DNS-lookups met een CNAME-record.
Belangrijk: De volgorde van de 4 getallen van het IP-adres wordt omgekeerd.
Hostnaam |
Type |
TTL |
Gegevens |
---|---|---|---|
4.33.222.111.in-addr.arpa. |
CNAME |
1H |
ptr_www.example.com. |
Hierna stel je de volgende PTR-record in Google Domains in:
Hostnaam |
Type |
TTL |
Gegevens |
---|---|---|---|
ptr_www |
PTR |
1H |
www.example.com. |
ptr_www.example.com
en www.example.com
is geen fout. Deze geeft aan dat het om een volledig gekwalificeerde domeinnaam gaat.Een Secure Shell Fingerprint-record (SSHFP) verifieert de betrouwbaarheid van de apparaten waarmee je verbinding maakt via Secure Shell (SSH).
Hier zie je een voorbeeld van de indeling van een SSHFP-record in Google Domains:
Hostnaam |
Type |
TTL |
Gegevens |
---|---|---|---|
@ |
SSHFP |
1H |
2 1 123456789abcdef67890123456789abcdef67890 |
@
-teken geeft aan dat de resourcerecord van toepassing is op je domeinnaam, zoals example.com. Ga naar Resourcerecords beheren voor meer informatie over het veld Hostnaam.Meer informatie over andere recordtypen
Een TXT-record kan worden gebruikt om voor mensen of machines leesbare notities vast te leggen. Tekstrecords kunnen willekeurige opmerkingen bevatten, maar kunnen ook actievere doelen hebben, zoals verificatie van het eigendom van de domeinnaam.
Hier zie je een voorbeeld van de indeling van een TXT-record in Google Domains:
Hostnaam |
Type |
TTL |
Gegevens |
---|---|---|---|
@ |
Txt |
1H |
Dit is mijn domein |
@
-teken geeft aan dat de resourcerecord van toepassing is op je domeinnaam, zoals example.com. Ga naar Resourcerecords beheren voor meer informatie over het veld Hostnaam.