Resourcerecords verbinden de onderliggende componenten van je domein, zoals de webhosting, e-mailserviceproviders, naamservers, beveiligingsfuncties en aangepaste functies. Nauwkeurige resourcerecords kunnen ook de beveiliging van websites verbeteren en het eigendom van de domeinnaam verifiëren.
Als je services aan je domein toevoegt, stelt Google Domains automatisch nieuwe resourcerecords in. Je kunt ze ook rechtstreeks wijzigen om aangepaste componenten toe te voegen of automatisch ingestelde componenten te bewerken.
Als je een domein koopt, stelt Google Domains zonder extra kosten automatisch naamservers in. Je kunt deze naamservers rechtstreeks in Google Domains bewerken of aangepaste naamservers instellen om ze te beheren en te wijzigen via een externe provider. Meer informatie over hoe je naamservers beheert.
Een resourcerecord maken, wijzigen of verwijderen
Belangrijk: Het kan 24 tot 48 uur duren voordat resourcerecords op het hele internet zijn geüpdatet. Internetgebruikers kunnen verschillende resultaten krijgen als ze je site proberen te openen of gebruiken tijdens die periode. Zorg dat je de wijzigingen in elke aangepaste resourcerecord opslaat voordat je de volgende bewerkt.
Je kunt de resourcerecords van je domein wijzigen om verificatie toe te voegen, een subdomein te maken of te wijzigen naar welke naamservers je gebruikers doorverwijst.
Gebruik het veld Time to Live (TTL) om te definiëren hoe vaak systemen en browsers je records moeten updaten.
- Log in bij Google Domains.
- Selecteer het domein dat je wilt wijzigen.
- Klik linksboven op Menu
DNS.
- Klik onder Resourcerecords op Aangepaste records
Records beheren.
- Als je nog geen resourcerecords hebt, klik je op Aangepaste records.
- Bewerk rechtstreeks voor elke recordset de velden Type, TTL en Data.
- Bekijk de typen resourcerecords voor meer informatie over de indeling van invoeren.
- Als je meerdere records met dezelfde hostnaam, type, TTL en gegevens tegelijk wilt opnemen, ook wel een resourcerecordset genoemd, klik je op Nieuwe record maken.
- Als je één gegevensveld uit een recordset wilt verwijderen, klik je op Verwijderen
.
- Je kunt meer recordsets toevoegen of verwijderen.
- Klik op Nieuwe record maken
Opslaan.
- Als je een volledige recordset wilt verwijderen, klik je op Verwijderen
.
- Klik op Nieuwe record maken
- Klik op Opslaan.
- Check of de gewijzigde resourcerecords nu zichtbaar zijn.
Tip: Als je resourcerecords wilt maken, wijzigen of verwijderen, moet je Google Domains instellen op Google Domains (Actief). Als je Aangepast (actief) ziet, moet je resourcerecords instellen bij je naamserverprovider.
Indelingen van velden voor resourcerecords
Zie typen resourcerecords voor voorbeelden van resourcerecords. Als je resourcerecords toevoegt in Google Domains, moet je de volgende velden invullen.
Hostnaam
Het veld Hostnaam geeft aan naar welk object een resourcerecord verwijst. Een record kan bijvoorbeeld relevant zijn voor je hele website, zoals example.com, of alleen voor een subdomein, zoals shop.example.com.
In het veld Hostnaam kun je opgeven waarop een resourcerecord moet worden toegepast. Als je niet zeker weet wat je moet opnemen in het veld Hostnaam, neem je contact op met de serviceprovider van je recordtype, bijvoorbeeld je e-mailservice. Dit zijn enkele veelgebruikte indelingen:
Een record toepassen op een heel domein
Als je een resourcerecord wilt toepassen op je hele domein, zoals example.com, laat je het veld Hostnaam leeg of voeg je het @-teken toe.
Een record toepassen op 1 subdomein
Als je een resourcerecord wilt toepassen op 1 subdomein, zoals shop.example.com, neem je in het veld Hostnaam het voorvoegsel op. Voorbeeld:
Hostnaam |
Type |
TTL |
Gegevens |
|
|
|
|
Een record toepassen op meerdere subdomeinen
Als je een resourcerecord wilt toepassen op meerdere subdomeinen waarvoor geen andere resourcerecords zijn gedefinieerd, kun je een wildcardrecord gebruiken. Je kunt bijvoorbeeld het veld Hostnaam indelen met een asterisk (*), gevolgd door een punt (.) en je domeinnaam:
Hostnaam |
Type |
TTL |
Gegevens |
|
|
|
|
Tip: Je kunt wildcardrecords alleen gebruiken voor bepaalde recordtypes. Als wildcardrecords niet juist worden gebruikt, kun je onverwachte resultaten krijgen. Bekijk RFC 1034 (gedeelte 4.3.3) en RFC 4592 voor meer informatie. Ga naar RFC 4592 (gedeelte 2.2.1) voor meer voorbeelden.
Type resourcerecord
Time to live
Een apparaat kan informatie over een website opslaan om internetbronnen efficiënter te maken. Time to live (TTL) bepaalt hoe vaak een resourcerecord moet worden vernieuwd.
Google Domains toont vernieuwingswaarden in seconden. Geef een aangepaste waarde op of kies een van de standaardwaarden:
- 10 minuten
- 1 uur
- 6 uur
Gegevens van de record
Resourcerecords exporteren naar een andere DNS-provider
Ga als volgt te werk om de resourcerecords die je in Google Domains hebt ingesteld naar een andere DNS-provider te exporteren:
- Log in bij Google Domains.
- Selecteer de naam van je domein.
- Klik linksboven op Menu
DNS.
- Selecteer Standaard naamservers.
- Als Google Domains is ingesteld op Standaard naamservers (Actief), gebruik je op dit moment onze standaard naamservers. Als het tabblad Aangepaste naamservers is ingesteld op 'Aangepaste naamservers (Actief), gebruik je momenteel aangepaste naamservers. Je moet resourcerecords instellen bij je naamserverprovider.
- Klik onder Resourcerecords op DNS-records exporteren.
- Kies het bestandstype dat je wilt exporteren:
- BIND: Een .bind-bestand is een .txt-bestand dat veel DNS-providers gebruiken om resourcerecords te beschrijven.
- YAML: Een .yaml-bestand is een 'YAML Ain't Markup Language'-bestand. Deze optie werkt alleen als je je DNS-resourcerecords exporteert in Google Cloud DNS.